Het EVC is ooit in het leven geroepen als employability
instrument door een samenwerking van het ministerie van sociale zaken en
het ministerie van onderwijs. Het moest de mobiliteit op de arbeidmarkt
vergroten door medewerkers zonder startkwalificatie (MBO of HBO diploma) een
rapportage te geven waaruit vakbekwaamheid blijkt. Deze vakbekwaamheid wordt
aangetoond door de beroepsproducten die deze medewerker in de loop van zijn carrière
heeft gemaakt te laten toetsen op kwaliteit en relevantie. De assessor beoordeelt
hier de medewerker zoals een meester zijn gezel beoordeelt conform een
standaard die als maatstaf geld in het vakgebied.
Jammer genoeg is de aandacht
in de beginperiode voornamelijk gegaan naar EVC als instrument voor een
(ver)korte weg naar het MBO of HBO diploma. Onderwijs en particuliere instellingen
hebben in het EVC instrument de mogelijkheid gezien om de leerlingenstroom van
deeltijd studenten een extra impuls te geven. Veel van de problemen die
momenteel in de rapporten van de onderwijsinspectie naar voren komen hebben een
relatie met de EVC's volgens de onderwijs profielen. Zoals bijvoorbeeld de
problemen met het verzilveren van de afgegeven EVC's bij de examencommissies
van de verschillende onderwijsinstellingen, de autonome leesbaarheid van de
rapportages en het te makkelijk weggeven van diploma's met te weinig studie-inspanning.
Het gevolg is dat veel
onderwijsinstellingen de EVC dienstverlening
hebben laten vallen. Dit met de genoemde negatieve associaties op het netvlies.
Wat komt er dan nog terecht van EVC als
arbeidsmarkt instrument?
Halverwege dit jaar heeft het ministerie
van OCW samen met de sociale partners een nieuw convenant afgesloten waarin
alleen nog werkgevers, werknemers en overheid betrokken zijn. Hiermee wordt
hernieuwd de koers ingezet naar EVC als employability instrument. Van de drie
mogelijke standaarden (MBO, HBO en branche) komt nu de nadruk te liggen op de
branchestandaarden. Deze vertegenwoordigen het vakmanschap in een branche en
spelen veel beter in op de behoefte van zowel werkgevers als werknemers voor de
erkenning van de in de praktijk opgedane competenties.
Deze vorm van EVC's kennen
niet het probleem van beperkte verzilvering of te makkelijk weggegeven
diploma's. Ze dienen ook niet direct als opstap naar een vervolgopleiding maar
dienen als zelfstandig instrument waarin de medewerker aan zijn huidige of
toekomstige werkgever kan aantonen wat hij kan.
Ik hoop dan ook dat de
rapporten van de inspectie niet leiden tot een verregaande bureaucratisering
van de EVC procedure maar tot een hernieuwde aandacht van EVC als echt
arbeidsmarktinstrument.
Een medewerker met 20 jaar
ervaring in een bepaald vakgebied heeft tenslotte veel meer aan de erkenning
van zijn vakmanschap dan een (ver)korte route naar een papiertje waaruit blijkt
dat hij voldoet aan een startkwalificatie voor een vakgebied waarin hij al 20
jaar werkzaam is.