03 december 2012

EVC's en het erkennen van vakmanschap.


Het EVC is ooit in het leven geroepen als employability instrument door een samenwerking van het ministerie van sociale zaken en het ministerie van onderwijs. Het moest de mobiliteit op de arbeidmarkt vergroten door medewerkers zonder startkwalificatie (MBO of HBO diploma) een rapportage te geven waaruit vakbekwaamheid blijkt. Deze vakbekwaamheid wordt aangetoond door de beroepsproducten die deze medewerker in de loop van zijn carrière heeft gemaakt te laten toetsen op kwaliteit en relevantie. De assessor beoordeelt hier de medewerker zoals een meester zijn gezel beoordeelt conform een standaard die als maatstaf geld in het vakgebied.

Jammer genoeg is de aandacht in de beginperiode voornamelijk gegaan naar EVC als instrument voor een (ver)korte weg naar het MBO of HBO diploma. Onderwijs en particuliere instellingen hebben in het EVC instrument de mogelijkheid gezien om de leerlingenstroom van deeltijd studenten een extra impuls te geven. Veel van de problemen die momenteel in de rapporten van de onderwijsinspectie naar voren komen hebben een relatie met de EVC's volgens de onderwijs profielen. Zoals bijvoorbeeld de problemen met het verzilveren van de afgegeven EVC's bij de examencommissies van de verschillende onderwijsinstellingen, de autonome leesbaarheid van de rapportages en het te makkelijk weggeven van diploma's met te weinig studie-inspanning.
Het gevolg is dat veel onderwijsinstellingen de EVC dienstverlening hebben laten vallen. Dit met de genoemde negatieve associaties op het netvlies.

Wat komt er dan nog terecht van EVC als arbeidsmarkt instrument?
Halverwege dit jaar heeft het ministerie van OCW samen met de sociale partners een nieuw convenant afgesloten waarin alleen nog werkgevers, werknemers en overheid betrokken zijn. Hiermee wordt hernieuwd de koers ingezet naar EVC als employability instrument. Van de drie mogelijke standaarden (MBO, HBO en branche) komt nu de nadruk te liggen op de branchestandaarden. Deze vertegenwoordigen het vakmanschap in een branche en spelen veel beter in op de behoefte van zowel werkgevers als werknemers voor de erkenning van de in de praktijk opgedane competenties. 
Deze vorm van EVC's kennen niet het probleem van beperkte verzilvering of te makkelijk weggegeven diploma's. Ze dienen ook niet direct als opstap naar een vervolgopleiding maar dienen als zelfstandig instrument waarin de medewerker aan zijn huidige of toekomstige werkgever kan aantonen wat hij kan.

Ik hoop dan ook dat de rapporten van de inspectie niet leiden tot een verregaande bureaucratisering van de EVC procedure maar tot een hernieuwde aandacht van EVC als echt arbeidsmarktinstrument.
Een medewerker met 20 jaar ervaring in een bepaald vakgebied heeft tenslotte veel meer aan de erkenning van zijn vakmanschap dan een (ver)korte route naar een papiertje waaruit blijkt dat hij voldoet aan een startkwalificatie voor een vakgebied waarin hij al 20 jaar werkzaam is.